ECR

Wat is de geschiedenis van ons monetair systeem?

Geld & Geldstelsels

Doorheen de geschiedenis zijn er veel verschillende monetaire systemen geweest. Alleen al de voorbije twee eeuwen zagen we de volgende systemen de revue passeren:

  • Tot voor de Eerste Wereldoorlog kende de wereld de klassieke goudstandaard (1815-1914)  waarbij alle bankbiljetten in omloop voor de volle honderd procent gedekt werden door goud. Dit betekende dat iedere nationale ‘munt’ een benaming was voor een bepaalde hoeveelheid goud en/of zilver. Het Britse pond (pound sterling) weerspiegelde iets minder dan een kwart van een troy ounce goud (zo’n 31 gram); een Amerikaanse dollar was goed voor ongeveer 1/20 van een ounce goud. Zonder goud kon de overheid niet zomaar geld creëren uit het niets.
  • Het duurde niet lang na de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) voor de meeste oorlogvoerende landen de goudstandaard verlieten. Alleen op die manier kon de oorlog gefinancierd worden door letterlijk geld bij te drukken. Het gevolg was dat de getroffen munten snel en fors aan waarde moesten inboeten.
  • Ondanks heel wat uiteenlopende experimenten, slaagden de meeste landen er tijdens het interbellum (1918-1939) niet in om hun muntenwinkel terug op orde te krijgen. Een periode van grote financiële, economische en monetaire instabiliteit culmineerde in de Grote Depressie (1929-39) waarna de pogingen om de goudstandaard in ere te herstellen definitief werden begraven.
  • Het systeem van Bretton Woods (1944-1971) voorzag daarentegen in de invoering van een zogenoemde goudwisselstandaard, een stelsel van vaste wisselkoersen met de Amerikaanse dollar als ankermunt. Alleen de dollar was door andere centrale banken inwisselbaar in goud tegen een vaste prijs bij de Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve.
  • Sinds 1971 is de dollar, en daarmee ook de overige munten, niet langer converteerbaar in een vooropgestelde hoeveelheid goud of een ander goed. Daarom spreken we van een papiergeld- of fiatgeldsysteem. De waarde van geld wordt daarmee afhankelijk van het vertrouwen dat de centrale bank geniet. Dat vertrouwen is uiteindelijk gebaseerd op de mate waarin de overheid door middel van belastingen aanspraak kan maken op de vruchten van de economische activiteit in een land.

De vragen waarop ieder van deze systemen, net zoals die in de millennia daarvoor, een antwoord willen bieden, zijn over diezelfde millennia eigenlijk niet fundamenteel gewijzigd. Hoe kan de staat zijn werking financieren zonder het vertrouwen van zijn onderdanen en “de internationale kapitaalmarkten” te verliezen? En hoe kunnen we in het bijzonder stabiele prijzen nastreven zonder daarmee de economische activiteit te fnuiken of de werkgelegenheid te treffen?

Kader: het barbaarse reliek valt voor de tweede keer om

In 1923 had de Britse econoom Maynard Keynes de goudstandaard een “barbaars reliek” genoemd. Iedereen, van de gouverneur van de Nationale Bank tot de “boze feëen” (de ministers van Financiën) toe, was sinds de Eerste Wereldoorlog alleen nog maar geïnteresseerd in stabiele prijzen en tewerkstelling, ongeacht de hoeveelheid goud die een pond of een dollar waard was. Geld was iets dat “gemanaged” moest worden. Maar hoe, of meer bepaald: door wie?

Na de Tweede Wereldoorlog werd daarom de goudwisselstandaard ingevoerd. Tot 1971 bleef de waarde van de Amerikaanse dollar gekoppeld aan een vastgesteld gewicht in goud, en waren alle andere munten inwisselbaar (tussen centrale banken) tegen die dollar. De Verenigde Staten kregen daarmee het voorrecht om min of meer op eigen houtje te bepalen hoeveel de dollar waard was – de rest van de wereld moest dan maar volgen.

De gewichtsmaat voor edelmetalen wordt een troy ounce genoemd, en weegt iets meer dan 31 gram. Tot begin 1934 kostte een troy ounce goud precies 20,67 dollar. Onder president Roosevelt werd dit opgetrokken tot 35 dollar, waarbij de waarde van de dollar dus fors naar beneden werd bijgesteld. Die verhouding hield stand tot de jaren zestig van de vorige eeuw.

Om de oorlog in Viëtnam en de oorlog tegen armoede te financieren had de Amerikaanse overheid zodanig veel dollars gecreëerd dat de andere landen in het systeem van Bretton Woods argwaan kregen. Het was met name Charles De Gaulle die de kat de bel aan bond. Frankrijk wou niet langer de Verenigde Staten van hun “exorbitante privilege” laten genieten. De waarde van de Franse franc zou niet langer afhankelijk zijn van hoe Amerika zijn dollar beheerde. De Gaulle zette de Franse dollarvoorraden om in goud waarna de Amerikaanse goudvoorraad al te snel begon te slinken. Toen ook West-Duitsland weigerde om de waarde van de Deutsche Mark aan te passen aan de verzwakkende dollar, was het hek van de dam.

In augustus 1971 kon de Amerikaanse President Richard Nixon niet anders dan besluiten dat de dollar niet meer aan de officële prijs geconverteerd kon worden naar goud. Na het afschaffen van de goudwisselstandaard zagen we de goudprijs exploderen.  Of zagen we de koopkracht van de U.S. dollar imploderen?

Average annual gold price in USD and GBP since 1900. Source: Reuters Datastream, World Gold Council