Neen. De banken lenen veel meer uit dan ze spaargeld ‘in kas hebben’. Een bank creëert letterlijk geld (zie ook het kaderstukje) door te lenen. Hij moet daarvoor niet eerst geld hebben verkregen van de centrale bank of van depositohouders, dat ze daarna “vermenigvuldigen”. Het proces verloopt in de andere richting.
Commerciële banken zoals KBC, BNP Paribas Fortis of Belfius roepen deposito’s (in wezen elektronisch geld) in het leven door leningen te verstrekken. Bij het afsluiten van een woonkrediet, geeft een commerciële bank geen cash geld aan de klant. De bank verhoogt diens rekeningsaldo met het bedrag van het krediet, waarna de ontlener met die rekening elektronisch geld kan overschrijven naar de rekening van de architect, de aannemer, de fiscus. In een moderne economie zijn banken de grootste geldmakers.
Het gevolg is dat banken maar een fractie van de spaartegoeden van hun klanten in reserve houden. Dit zogenaamde fractioneelreservebankieren loopt daarmee het risico dat teveel “klanten” ineens hun schuld komen opeisen in een run on the bank.
Kent u nog deze legendarische scene uit de film ‘It’s a wonderful life’… uit 1946:
KADER : Loans create deposits – not the other way around
In 2014 legde de Bank of England, de centrale bank van het Verenigd Koninkrijk in dit filmpje uit hoe (het meeste) geld in de economie wordt gecreëerd. Het zijn de banken die kredieten toestaan, die op hun beurt opduiken op de zicht- en spaarrekeningen van wie het krediet kreeg, waardoor meer geld in omloop wordt gebracht. Vanuit de goudkluis van de Bank of England vertelt het filmpje dat banken niet het geld uitlenen dat ze van spaarders ontvangen, maar omgekeerd: dat door kredieten toe te staan, spaartegoeden in het leven worden geroepen. Een bank die geld aan je uitleent, zet als het ware je kredietwaardigheid in harde cash om (economen spreken van monetiseren), een prestatie die je zelf doorgaans niet op je eentje kan waarmaken.
Banken kunnen op deze manier evenwel niet onbegrensd geld scheppen. Kredieten die niet worden terugbetaald, leiden tot een verlies voor de bank. Die moet immers anderzijds wél rente uitkeren aan de depositohouders. Bovendien kunnen die depositohouders met het nieuw gecreëerde geld ook uitstaande schulden terugbetalen. Zo daalt opnieuw de hoeveelheid geld in omloop. Net zoals geld uitlenen geld schiep, komt het terugbetalen van schuld daarmee neer op het vernietigen van geld. Ten slotte is het de taak van de toezichthouder (niet zelden ook de centrale bank) om de verhouding tussen uitgeschreven leningen en ontvangen deposito’s niet al te hoog te laten oplopen…