Waarom moeten we eigenlijk rente betalen op de kredieten die de bank of een andere schuldeiser toestaat? Op die vraag zijn verschillende antwoorden mogelijk, die alle misschien een deel van de oplossing vormen.
Een lening stelt een onderneming in staat om te investeren en op termijn een groter inkomen te produceren – waarvan een deel terug dient te vloeien naar de bron van financiering. Kapitaal is immers schaars: wie geld leent aan een ander kan er ondertussen zelf geen “vruchtgebruik” van maken. De rente moet dat tijdelijke gemis vergoeden. Omdat het uiteraard ook voorkomt dat een lening niet terugbetaald wordt, kan dat tijdelijke gemis een permanent verlies betekenen. Een hogere rente verzekert enigszins tegen wanbetaling.
Wie geld uitleent, offert de mogelijkheid om vandaag over dat geld te beschikken op tot het tijdstip als en wanneer de lening wordt terugbetaald. Omdat genot vandaag als waardevoller wordt ervaren dan genot volgend jaar, moet dus een premie worden betaald onder de vorm van rente. Bovendien blijft het geld gedurende de looptijd van het krediet onbeschikbaar. De partij die het krediet verstrekte, boet dus tegelijk in op wat economen “liquiditeit” noemen. De rente compenseert voor dat risico.